De dialoog

In elke begeleiding ontstaat een moment waarop de dialoog tussen betrokkenen gevoerd wordt. Mensen die in een gelijkwaardige positie verkeren zijn zich dat mogelijk bewust. In de verhoudingen die docenten in hun contacten met leerlingen hebben kan wel een gevoel van gelijkwaardigheid uitgangspunt zijn, maar de posities zijn zeker niet gelijkwaardig. Er is altijd sprake van een wederzijdse afhankelijkheid (tussen leiding, docenten, leerling en ouders).

Een dialoog is het beste te voeren als het doel van een goede voortgang door alle betrokkenen wordt onderkend. In de begeleiding van leerlingen is dat doel altijd het welzijn, de belangen, de voortgang van het proces en de groei van de leerling.

In een overleg kan het beste uitgegaan worden van de gunstige aspecten die aanwezig zijn. De positieve aspecten benoemen en duiden in combinatie met het doel, bevordert de gespreksvoering en kan veel verhelderen. Een hulpmiddel kan zijn om het beeld dat de docent heeft van de leerling te verwoorden. Bijvoorbeeld: "Je kunt goed werken en je bent wel intelligent en leerbereid. Wat je meer betrokken maakt bij de klas is dat je ook je hulpvaardigheid en een wil tot samenwerking toont. Snap je dat, kun je dat?" Veel mensen zijn zeer gericht op het attaqueren en geattaqueerd worden. Door ook de gunstige zaken te benoemen, wordt de ander "ontwapend".

De dialoog kan het begin zijn van een zoektocht naar de beste mogelijkheden. Dat dit zoeken ook aardig kan zijn en kan leiden tot winst is iets dat duidelijk kan worden gemaakt. Procesgericht onderwijs gaat altijd vergezeld van de dialoog.